Hoofdstuk 16.

Sjaak en de prachtige tuin

Terwijl Huib naar zijn schuur ging om gereedschap te halen waarmee hij wat kleine reparaties in het pension moest doen, gingen Annerieke en Margreet aan het werk in de eetkamer, maakten de boel netjes aan kant en vervolgden hun weg naar de wasruimte.

Terwijl ze de was ophingen, dacht Margreet aan de vazen die ze gekocht had. “Annerieke, zou ik zo nu en dan een paar bloemen uit de tuin mogen plukken?”

“Natuurlijk! In de bak naast de wasmachines ligt zo’n kleine snoeischaar, als plukken niet lukt, kun je altijd nog wat van de struiken knippen.”

“Super fijn, dank je wel! Ik heb gisteren twee smalle glazen vazen gekocht, ik denk dat er hooguit drie takjes of stelen per vaas in kunnen, dus ik zal de tuin niet leeg hoeven te halen!”

Annerieke lachte: “Dat zal ook niet zo snel gebeuren. Sjaak, onze tuinman heeft op mijn verzoek voor zoveel bloeiende struiken en bloembollen gezorgd, dat we een paar bloemen niet zullen missen! Alhoewel, het is morgen al weer november, dus de meeste bloemen zijn uitgebloeid. Maar pak maar wat je nodig hebt! Zo, de was hangt, het werk is klaar, zullen we een rondje door de tuin doen, dan kun je meteen kiezen welke bloemen je vandaag zou willen meenemen.”

Margreet pakte de snoeischaar, Annerieke greep een mand mee en samen liepen ze tussen de struiken door. Aan de randen van het landgoed waren zoveel struiken met paadjes er tussendoor, en kleine open ruimtes met zitjes. En ondanks dat het al bijna november was, waren er nog best wat bloemen.

“Die hortensia’s, ongelofelijk dat ze nog in bloei staan. De kleuren worden al wel wat minder, maar ik vind ze prachtig. Ik neem er daar een paar van mee.”

“Goed idee, zelfs in de vaas blijven ze best een tijd goed. En tegen de tijd dat ze dood gaan, kun je proberen ze te drogen, dan bundel je ze met een touwtje en hang je ze op hun kop ergens op de overloop, aan je handdoekstangen of zo.”

“Ik heb twee stangen, en ik heb er maar één nodig, dus die tweede kan ik daar prima voor gebruiken.”

Annerieke knikte. Ze liepen verder, kwamen bij een grote moestuin waar een tengere man aan het werk was. “Ha Sjaak, mag ik je even voorstellen aan Margreet? Ze is ons nieuwste familielid, helpt ons in de huishouding en woont op zolder in het pension. Margreet, dit is Sjaak, onze tuinman.”

Sjaak kwam naar haar toe, stak zijn hand die vuil was van de aarde, uit… Margreet aarzelde geen moment, legde haar hand in zijn hand. “Je doet geweldig werk Sjaak, de tuin is prachtig.”

“Dank je wel Margreet, ik ben er zelf ook heel tevreden over. Ik heb hier prachtig werk, en een eigen huisje een eind verderop op het land. Ik heb een geweldig leven hier!”
Margreet lachte, zag aan zijn gezicht dat hij het echt meende. “Dat geloof ik graag! Ik heb wat van je hortensia’s gepikt,” wees ze op de bloemen in haar hand. “Ik heb twee smalle vaasjes gekocht voor mijn vensterbank, vandaar…”

“Groot gelijk meis, er is genoeg, dus geniet er maar van!” Terwijl Annerieke haar mand vulde met groenten voor de avond, vroeg Sjaak aan Margreet: “Heb je onze wildtuin al gezien? Veel mensen zouden het een onkruidtuin noemen, maar ik geloof niet in onkruid. Ik vind onkruidplanten prachtig op hun eigen manier, maar mensen noemen het onkruid, omdat ze vaak op een plek gaan groeien waar zij ze niet hebben willen.” Hij wees naar een hoek waar ze nog niet geweest was. “Als je het niet te koud vindt, moet je daar eens een poosje heel stil gaan zitten. Je zult zien dat er vogeltjes zullen komen, die aan de planten gaan pikken. Ze pikken het zaad eruit. Ik heb er namelijk ooit een handje vogelzaad tussendoor gestrooid, daar zijn sprietige planten uit gekomen die nieuw zaad geven. Ik kan daar zo van genieten, het is een waar vogelparadijs!”

“Wat leuk, ik ben dol op vogels, maakt me niet uit welk soort, ze zijn gewoon grappig. Hun getjilp en gekwetter, hun kwieke bewegingen, en ik zou het prachtig vinden als ze dichtbij me durven te komen…” Margreet keek een beetje dromerig in de richting die Sjaak gewezen had. “Als de zon vanmiddag nog schijnt, mijn jas aan… dan houd ik het daar vast wel een poosje vol. Bedankt voor de tip Sjaak!”

Annerieke was inmiddels klaar en samen wandelden ze terug naar het pension.

“Ik ga even naar boven, de bloemen in de vaas zetten. Ik zie je zo in de keuken!” Margreet rende de trap op, en bedacht op de eerste etage dat ze wel een beetje rustiger mocht doen, ze was wel thuis maar er waren misschien ook nog gasten op hun kamers. Die zouden haar geroffel op de trap vast niet prettig vinden. Rustiger vervolgde ze haar weg naar de zolder. Ze vulde de vaasjes met water en zette de bloemen erin. Het paste met gemak, en het stond leuk voor het raam. Vriendelijk was het woord dat Margreet in gedachten kreeg. Ze bleef er even naar kijken, pakte toen haar mobiel om te kijken of er nog iets bijzonders was. Een mailtje van haar ouders, daar zat ze nou echt niet op te wachten. Ze legde haar mobiel terug, ze zou ’t vanmiddag wel even lezen. Vanmiddag… vanmiddag zou ze gaan rusten, was haar plan… maar het leek erop dat ze haar middag al redelijk vol had gepland. De stangen ophangen, de mail lezen en beantwoorden, naar de onkruidtuin… Als het niet te koud was, zou dat laatste een rustpunt kunnen zijn.

Naar hoofdstuk 17. Klusser-in-opleiding

Of naar de Inhoudsopgave

Maak jouw eigen website met JouwWeb