Het leek zo eenvoudig, maar dat was het niet. Margreet had besloten om alles wat ze in een maand nodig dacht te hebben in twee koffers te pakken. Maar wat moest ze meenemen, en wat niet?
Gisteren was de mail van Pension Bloemenhof gekomen, met de mededeling dat ze voor een proefmaand was aangenomen. Margreet was als een kind zo blij geweest. Niet zozeer om het soort werk, dat moest nog maar blijken of ze het wel leuk zou vinden, maar omdat ze weg kon, weg uit haar ouderlijk huis waar ze altijd het gevoel had gehad dat ze er op de één of andere vreemde manier niet in paste. Ze had op haar tenen gelopen, figuurlijk, om niet op te vallen. Ze had vreselijk haar best gedaan om alles perfect te doen, zodat ze er misschien toch bij zou horen. Maar blijkbaar was het nooit goed genoeg geweest.
Op de basisschool ging het leren nog wel, maar op de middelbare school liep het spaak. Ze deed meer dan ze kon, maar het voelde alsof ze overal naast greep. Ze voelde zich opgejaagd, en een mislukkeling. Het lag niet aan haar verstand, ze was slim genoeg. Maar de druk vanuit haar ouders om boven haar mogelijkheden te presteren, dat had haar genekt.
En intuïtief had ze geweten: ik moet hier weg, weg uit mijn ouderlijk huis, weg van… ja, waarvan eigenlijk? Het was nog steeds lastig te omschrijven, en vooral lastig om te accepteren dat haar jeugd niet was geweest wat het had moeten zijn, te accepteren dat ze niet had gekregen wat ze nodig had gehad om zichzelf te zijn, zichzelf te ontplooien tot wie ze ten diepste was.
De therapeut bij wie ze geweest was, had het de last van intimidatie en manipulatie, de last van controle genoemd. Margreet had het wel herkend, had heftig geknikt toen de therapeut het uitlegde, maar ze kon het tij niet keren, kreeg het niet voor elkaar om er tegenop te staan en te leven zoals zij wilde leven.
Was dat trouwens niet een ander probleem? Het probleem dat ze eigenlijk helemaal niet wist hoe ze wilde leven, dat ze niet wist wat leven was? Dat ze niet wist wie ze zelf eigenlijk was en wat ze echt leuk vond? Het had haar lange tijd van slag gemaakt. Ze had zich heen en weer geslingerd gevoeld tussen allerlei mogelijkheden, maar wat ze ook voor en over zichzelf had bedacht, ze kwam er niet uit. Ze was uiteindelijk maar tot één conclusie gekomen: het lukte haar niet om door haar eigen ogen naar zichzelf te kijken. Ze keek, zoals ze altijd gedaan had, door de ogen van haar ouders, en voelde dat alles wat er in haar opkwam door hen afgekeurd zouden worden. Hoe moest ze in vredesnaam uit deze tredmolen stappen?
Het voelde als een eerste, grote stap om uit huis te gaan. Ze had internet afgestruind naar een baan, had zonder succes op van alles en nog wat gesolliciteerd, totdat ze de advertentie van Pension Bloemenhof in een rustige omgeving aan de rand van een Limburgs dorp ontdekt had. Ze had iets gevoeld, waardoor ze zeker wist dat ze daar moest zijn, en had meteen haar sollicitatie-mail verstuurd, en er was een overtuiging in haar geweest, dat ze dit keer wel succes zou hebben. Ze had geen idee waarom, vond het eigenlijk best wel bizar, maar haar gevoel bleek juist te zijn. Het had maar een paar uren geduurd, voordat ze bericht terug kreeg, dat ze de maand november voor proef kon komen werken, met de vraag of ze een paar dagen eerder wilde komen om het pension te verkennen en ingewerkt te worden. Het was al eind oktober, dus dat zou al wel heel snel zijn, zo ongeveer meteen, had ze bedacht. Ha, niets liever dan dat! Hoe eerder ze kon gaan, hoe beter! En wat daarbij zo ideaal was, ze had het al uit de advertentie begrepen, ze zou intern kunnen wonen, op zichzelf binnen het pension. Een eigen plekje, binnen veilige muren. Hoe het mogelijk was wist ze niet, maar zo voelde het bij voorbaat al, als een eigen veilige plek.
Ze had direct terug gemaild, dat ze de volgende dag haar koffers zou inpakken en de dag daarna, overmorgen dus, zou komen. Ze had een kort berichtje terug gekregen met een hartelijk welkom!
Morgen zou ze de twee uur durende rit gaan maken, daarom was ze nu in een strijd verwikkeld om wat ze wel of niet wilde meenemen. Ze wist niet hoe groot de kamer zou zijn, wat ze nodig zou hebben. Ze ging er vanuit dat er in elk geval een bed en een kast zouden zijn. Voorlopig zou ze wat kleren voor het herfstseizoen meenemen, en een vest voor koudere dagen. En natuurlijk toiletartikelen…. Ze had geen idee wat er in het pension aanwezig zou zijn, maar dat maakte ook niet uit, ze hield van de geur van haar eigen spullen, de smaak van haar eigen tandpasta. Eigen spullen, eigen smaak, niet alleen als het om toiletartikelen ging. Ze zou haar kamer in het pension zo snel mogelijk een eigen inrichting geven, haar eigen sfeer. Voor in elk geval een maand zou het echt helemaal haar eigen plek zijn. Niemand zou daar ongevraagd binnen komen, kritiek leveren met allerlei mitsen en maren. Van pure vreugde maakte Margreet een rondedansje tussen de stapeltjes die ze al gemaakt had.
“Zo, ben je dan zo blij dat je bij ons weg kan? Dat staat je netjes, zo ondankbaar als jij bent!” Zonder dat Margreet het had gemerkt, was haar moeder binnen gekomen, stilletjes, stiekem als altijd. “Ik heb je verdorie alles gegeven wat je je maar kunt wensen, maar nee hoor, je bent amper negentien jaar en je moet er vandoor. Het lijkt wel of je vlucht!” klaagde haar moeder.
De verwijten, van het type die Margreet al zo vaak had moeten horen, kwamen als een domper op haar vreugde. Maar tegelijk wist ze, dat het dus dit was, waarvoor ze haar eigen weg in sloeg. Ja, haar moeder kon het vluchten noemen, en al klonk het weer rot, ze had nog gelijk ook, dacht Margreet: Ik vlucht, omdat de sfeer hier me meer en meer verstikt!
Maar daar zei ze niets over, ze reageerde niet op de jammerklacht. Ze antwoordde vanuit haar blijdschap: “Ik heb er zin in, ja, ik heb er echt zin in om dit uit te proberen!” En het verbaasde haar, dat haar moeder geen weerwoord gaf, maar afdroop…
De volgende morgen was Margreet vroeg op. Tijdens het ontbijt, stilzwijgend met haar beide ouders aan tafel, dacht ze terug aan al die jaren, dat ze als enig kind in deze steriele, perfect ogende omgeving was opgegroeid. Haar moeder had haar opgevoed tot de jonge vrouw zoals ze volgens haar opvattingen zou moeten zijn, haar vader had haar daarin zonder al te veel woorden gesteund. Ja, zo had Margreet het ervaren, hij had achter haar moeder gestaan. Ze hadden samen een front tegen haar gevormd. Ze had altijd gevoeld dat ze het meisje en nu de vrouw moest zijn die haar ouders bedacht hadden. Ze had er nooit echt grip op kunnen krijgen, totdat de therapeut het voor haar verwoord had. Nu wist ze dat het dit dus was: ik ben niet wie ik ben, maar ik ben hun model, hun kopie, zoiets…
Met een zucht dronk ze haar laatste koffie. Die zucht deed haar moeder ontwaken uit haar eigen sombere gedachten: “Heb je er werkelijk wel zin in? Je zucht zo…”
Gisteren waren het verwijten, dacht Margreet, nu probeerde haar moeder het op een schijnbaar meelevende manier. En tegen al die tactieken dag in dag uit was ze dus niet opgewassen. Maar voor dit moment, zo vlak voor haar vertrek, was het bijna gemakkelijk om haar zucht niet uit te leggen als een zucht over haar verleden, maar als een zucht van verlangen naar de komende maand, naar de mogelijkheid haar vleugels uit te slaan.
“Ja, ik heb er echt zin in! Ik ben benieuwd hoe het daar zal zijn. En ik ben blij dat het vandaag een droge dag is, een heerlijke dag om die rit te maken!”
“Bel je ons Margreet?”
Het lukte Margreet zowaar een slag om de arm te houden: “Vast wel, maar ik weet nog niet wanneer.”
Ze stond op, bracht haar bord en mok naar de keuken. Ze trok haar jas aan, gaf haar ouders een kus zoals ze van jongs af verplicht had moeten doen.
“Zo, dan ga ik maar. Tot over een maand, dan kom ik als het goed gaat in het pension, meer van mijn spullen ophalen.”
Ze probeerde zich niets aan te trekken van de tranen in haar moeders ogen en de sombere blik op haar vaders gezicht. Eigenlijk kon ze best begrijpen dat haar ouders het lastig vonden. Ze was hun enig kind… Maar ze vond het ook jammer dat ze niet in staat waren, om blij voor haar te zijn.
Margreet legde haar koffers in haar kleine auto, die ze vanaf dat ze hem gekocht had ‘mijn brommetje’ had genoemd, omdat hij tijdens het rijden zo’n gezellig brommend motorgeluid had. Ze zwaaide nog een keer naar haar ouders en reed de straat uit, haar toekomst tegemoet!
Maak jouw eigen website met JouwWeb