Margreet zette een glas thee en ging zitten breien in haar schommelstoel. Ze schoot al op. De panden waren klaar en het patroon van de mouwen had ze uitgerekend en beschreven. De eerste mouw was nu halverwege, de meerdering van het aantal steken was eenvoudig.
Ze had laatst een schrift genomen en tot patroonschrift gebombardeerd. Daarin had ze overzichtelijk een lijst gemaakt van de nummers van de naalden, waarin ze aan weerskanten een steek moest meerderen. Elke keer als ze zo’n naald klaar had, zette ze in het schrift een kruisje bij het nummer van die naald. Om te voorkomen dat ze om de haverklap het aantal gebreide naalden moest tellen om te achterhalen bij welke naald ze nou was, werkte ze met kleine speldjes. Die maakte ze vast in elke tiende naald, met een wat grotere bij de vijftigste naald, en een nog grotere voor de honderdste. Het was een eenvoudig systeem, maar het werkte perfect en maakte haar werk makkelijker en daardoor plezieriger. En zo nu en dan telde ze het aantal steken in een naald even na. Ondanks haar mooie systeem ging het nog wel eens mis, maar nooit ernstig. Ze had wel eens een naald terug moeten steken, maar nooit een hele lap hoeven uit te halen.
Er was wel iets anders met haar breien dat ze lastig vond. Ze had de neiging zichzelf op te jagen. Zelfs zo erg, dat ze, als ze een uur de tijd had, ze aan het begin van het uur al bepaalde hoeveel naalden ze in dat uur zou kunnen breien. En dan rekende ze om de haverklap uit, hoeveel minuten ze per naald nodig had. Wat haar daarin irriteerde, naast het feit dat ze zichzelf als vanouds opjoeg, was dat de mouw breder werd. Er kwamen dus steeds meer steken op de naald, waardoor ze per naald steeds iets meer tijd nodig had. Opschieten dus!
Als ze er over nadacht, had ze de neiging om zichzelf te haten. Waarom was ze hier toch zo krampachtig mee bezig? Waarom was ze niet in staat om gewoon rustig ontspannen te gaan breien? Ze wist de oorzaak wel, ze was altijd opgejut tot beter en sneller. Haar moeder was daar een kei in geweest, en ongemerkt had ze het van haar overgenomen en was ze begonnen zichzelf ook op te jagen tot beter en sneller. Perfectionisme, een uitblinker zijn, ook op gebieden waarin ze dat niet zou kunnen zijn. Altijd maar streven: beter, sneller! En hoe goed ze ook was, het was nooit goed genoeg. Waar eerst haar moeder haar slavendrijver was, was ze al snel haar eigen slavendrijver geworden.
En nu, nu wist ze heel goed dat ze zichzelf niet hoefde op te jagen, zelfs niet hoefde te bewijzen. Haar moeder kon haar niet meer te grazen nemen, en ze hoefde dat zelf ook niet te doen. Ze was vrij! Maar rond dit probleem voelde ze zich nog lang niet vrij. Elke keer als ze haar breiwerk pakte, besloot ze rustig te breien. Maar er was een dwangmatigheid in haar om toch weer op tempo te gaan werken en zichzelf op te jagen.
Ze had er nog niet met Huib over gepraat. Ze wist trouwens wel wat hij zou zeggen: daar zit een berg verwondingen achter, dat moet eerst genezen. Ergens begreep ze dat ook wel, maar ze kon het niet uitstaan, dat ze het niet voor elkaar kreeg om gewoon een besluit te nemen om het nu, op dit moment, gewoon eens anders te doen. Of, sterker nog, ze nam dat besluit heel vaak, maar ze kreeg het niet voor elkaar om zich eraan te houden. Ze wist dat ze mocht genieten, en in zekere zin deed ze dat ook wel, maar het lukte haar elke keer weer niet om zich niet voort te laten stuwen door die dwangmatigheid die haar beheerste. Ja, het zou uiteindelijk vanzelf overgaan, maar verdorie, ze liep er wel elke keer tegenaan. Elke keer als ze haar breiwerk pakte, voelde ze zich er weer in klem gezet. Wanneer zou alles wat daar achter zat, eindelijk eens hersteld zijn?
Haar frustraties vormden een emotionele bal in haar buik. Het huilen stond haar nader dan het lachen, en toch… toch schoot ze ineens in de lach. Ze lachte zichzelf uit: ‘Greta Greta, stuk ongeduld dat je bent!’ Ze besefte ineens dieper, dat die dwanggedachten ontstaan waren door jarenlange verwonding op verwonding. Al die verwondingen haakten in elkaar. Ze kon toch moeilijk verwachten dat dat in een week over zou zijn? Ha! Maar dat was nou wel precies wat ze zo graag wilde!
Margreet zuchtte diep. Genezen van alle shit uit het verleden was mooi, maar ook heftig lastig! Ze pakte haar mobiel, zette een alarm aan op een paar minuten voor koffietijd en besloot niet meer naar de tijd te kijken. Dat moest helpen, zo kon ze niet rekenen hoeveel tijd ze nodig had per naald. Tevreden over haar slimme plan pakte ze haar breiwerk weer op. Ontspan, maande ze zichzelf, rustig aan, het heeft geen haast! Het ging goed, tot halverwege de naald, toen begon ze ongemerkt weer te versnellen…
.
Terwijl Margreet zat te breien en te worstelen met haar dwanggedachten, ploeterde Lisa zich door haar kledingdozen heen. Ze vond het niet makkelijk om te sorteren, om te kiezen wat mocht blijven en wat ze weg wilde doen. Ja, met die speciale jurken was het duidelijk geweest. Met haar gewone kleren was het lastiger. Eigenlijk wist ze gewoon niet wat ze leuk vond.
Ze besloot al haar truien op een rij te leggen en Sjaak om hulp te vragen. Hij was al een tekening aan het maken van hun idee voor de bovenverdieping en de zolderetage. En net als bij Huib en Margreet zouden ze een aanbouw maken, naar het idee van het pension. Een wasruimte en een open droogruimte. En de schuur zou dan één geheel met de wasruimte worden.
Ongemerkt vergeleek ze dit huis, zoals het zou worden, met het huis waar ze met Henk gewoond had. Dat was best een mooi huis geweest, maar strak, onpersoonlijk en kil. Ze had het mooi gevonden in de zin van sjiek, maar het had niet zo’n fijne warme uitstraling als dit huis. Dit huis leefde. Sjaak leefde, en zij mocht leren leven. Ze glimlachte. Het grote verschil tussen toen en nu werd steeds meer zichtbaar en ze besloot dankbaar dat ze nu aan de goede kant van het leven stond.
Maak jouw eigen website met JouwWeb