Die avond, toen het werk gedaan was, en ze tegen Annerieke gezegd hadden dat ze vanavond geen koffie kwamen drinken, gingen Huib en Margreet naar zijn huis.
“Wat een geluk joh, dat je hier zo vlakbij je werk woont, dat je zo lopend heen en weer kunt, en dan ook nog in zo’n mooie omgeving…” verzuchtte Margreet. “Soms loop ik hier maar wat te wandelen, en dan word ik vanzelf blij.”
“Ja, dat kan ik me voorstellen. Deze omgeving is voor mij gewoon, ik ben er aan gewend, maar aan de andere kant geniet ik er wel bijna elke dag van. Ik denk dat het scheelt dat ik zelden haast heb, gewoon rustig naar mijn werk of naar huis kan wandelen en om me heen kan kijken, zelfs een poosje stil staan om vogels te observeren. Of een hert, ik heb een paar weken geleden een hert gezien dat vanuit het bos hier achter ons terrein opgelopen was. Eigenlijk zou dat niet moeten kunnen, want in overleg met de boswachter hadden we een hek om ons terrein heen geplaatst. Anders kunnen de dieren via ons land naar het dorp, en dat is niet hun plek natuurlijk. Dit hert bleek toch ergens tussendoor gepiept te zijn. Ik heb de boswachter opgebeld, en op hem gewacht om samen het hert te helpen om terug te gaan. Het dier was makker dan ik had gedacht, waardoor het niet moeilijk was om hem terug te leiden. Het hek bleek op één plek kapot te zijn, dus dat heb ik daarna maar meteen gerepareerd. Ik heb nog een foto van het hert kunnen maken, toen de boswachter hem richting het bos hielp, kijk maar.”
Al lopend haalde Huib zijn mobiel uit zijn broekzak, zocht de foto op en liet hem haar zien.
“Wow! Dat geeft echt een vakantiegevoel! Zie je ook regelmatig eekhoorntjes? Die vind ik zo leuk, die mooie staarten, en hoe ze springen en klimmen en zweven van boom naar boom.”
“Zo hé, je wordt er helemaal poëtisch van!” lachte Huib. “Eekhoorntjes zie ik achter op het veld regelmatig. Ze komen meestal niet dicht bij mijn huis, helaas. Dan zou ik ze misschien met eten moeten lokken, maar daar houd ik eigenlijk niet van. Ik voer dieren alleen in noodgeval, als het in de winter erg gesneeuwd of gevroren heeft. Maar ook dan hebben eekhoorns meestal niets extra’s nodig, die hebben hun voorraadkelder wel vol.”
“Dat vind ik altijd zo mooi, dat dieren gewoon weten wat ze moeten doen. Een vogel legt volgens mij nooit een voorraad aan, een eekhoorn wel. Zouden dieren ook een ziel hebben, dat ze het daardoor weten?”
Huib dacht even na. “Daar heb ik nooit over nagedacht, maar wat je net beschreef lijkt er wel op te wijzen. Hoe zouden ze anders moeten weten hoe ze moeten leven? Als wij als mens naar de verschillende dieren kijken, zien we dat dieren van hetzelfde soort dezelfde gedragingen hebben. Ze zijn niet identiek met hun soortgenoten, maar dat zijn wij mensen ook niet. Maar ze weten wel wat ze moeten doen, dus er moet op z’n minst iets in hen zijn wat op een ziel lijkt. Misschien een ziel in eenvoudigere vorm of zo?”
“Ja, zoiets…”
Ze waren het huis van Annerieke en de grote schuur gepasseerd en kregen het huis van Huib in het oog. Margreet was nog niet eerder zo ver gewandeld, en had het huis dus nog niet eerder gezien.
“Wat een leuk huis!” riep ze uit. “Echt wat voor jou, zoveel hout!”
“Ja, het meeste houtwerk is ook mijn werk. Erik en een vriend van hem hebben ook veel werk verzet, vooral het leggen van de vloer en het metselwerk. De stenen heb ik wel zelf uitgezocht. Dat is ook weer zoiets, het gebeurde gewoon, het leek gewoon normaal. Maar nu ik het jou laat zien en jouw reactie hoor, voel ik hoe speciaal het eigenlijk is, dat ik dit zo heb gekregen, en er zelf zo veel aan mee heb mogen werken. Erik was echt een geweldige vader!”
“Hoe ga je daar mee om, dat je hem mist?”
“Tja, soms mis ik hem heel erg, dan begin ik tegen hem te praten en dan denk ineens ‘doe normaal Huib, hij is er niet meer’. Maar aan de andere kant heb ik nog wel heel sterk het gevoel dat hij hier wel is. Ik weet dat hij dol op jou is!”
“Dol op mij? Hoe dan? Ik bedoel, ik heb hem nooit ontmoet!”
“Nee, niet in levende lijve, maar op de één of andere manier heeft zijn ziel jou al ontdekt voordat hij stierf, toen wij bezig waren met dit huis te bouwen. Ik voelde vanaf het begin dat hij blij met je was. En toen heb ik dat ook nog een keer gedroomd…”
Ze gingen het huis binnen. Margreet keek rond en zag direct de foto op de schoorsteenmantel van de open haard.
“Dat is Erik, dat kan niet missen. Eigenlijk had ik dat al gedacht, want je lijkt niet heel erg op je moeder, maar wel heel overduidelijk op je vader. Ik voel het nu ook, Huib, hij is dol op me, en ik… ik zou hem zo wel willen knuffelen!”
Ze draaide zich om naar Huib. Ze omarmden elkaar, minutenlang in stilte.
“Welkom thuis,” fluisterde Huib toen.
“Ja…” zuchtte Margreet, “zo voelt het, als thuis. Dat lijkt onmogelijk, maar het is gewoon zo. Dit is thuis, ook voor mij. Misschien moet je…”
Ze dacht aan het bureau dat hij voor haar maakte, dat hij dat net zo goed meteen hier kon zetten, maar ze durfde het niet uit te spreken, haar gedachten en haar hart botsten weer flink met elkaar.
“Wat moet ik misschien?” wilde Huib weten.
Margreet maakte zich los uit zijn omarming en keek rond in de kamer.
“Laat nog maar even, het voelt een beetje gek, een beetje erg gek. Ik wil er eerst nog even over nadenken. Mag ik straks je huis helemaal zien? De woonkamer vind ik al geweldig, zo knus.”
Ze keek rond, ontdekte een mosgroen kleed onder de koffietafel. Ze voelde met haar hand, het was zo zacht! De bank en twee stoelen, allemaal van hout natuurlijk, van een iets donkerdere tint dan het hout buiten, met kussens van dezelfde kleur als het kleed. Losse kussens in dieprode tinten lagen nonchalant over de bank verspreid, uitnodigend, om jezelf er lekker in weg te laten zinken. Een duidelijk door Huib zelf gemaakte kast met een computer, geluidsboxen, een vrij grote monitor, en daarnaast zijn gitaar.
“Deze kamer is zo echt van jou, je hebt het prachtig ingericht! En dit zijkamertje? Oh! Een eetkamer, met een ruime keuken er achter! Kook jij dan wel eens?”
“Zelden, het eten van moeders pot bevalt me eigenlijk nog prima! En dat had ik ook tegen Erik gezegd, maar hij overtuigde me dat ik minstens deze keuken nodig zou hebben als ik mijn vrouw gevonden zou hebben. En zeker als ik vader zou worden, zou ik liever thuis bij mijn gezin eten. Echt waar, zo zei hij het, nog maar een paar jaar geleden. Ik heb er een beetje om gelachen, gezegd dat dat misschien wel zo zou zijn, maar dat ik me er nog niets bij voor kon stellen. Dat begreep hij wel, maar hij zei dat ze zou komen, ja, zo zei hij het, ze zou komen. En toen ik vroeg wat hij daarmee bedoelde, zei hij, dat hij het letterlijk bedoelde zoals hij gezegd had. Ik zou haar niet ergens anders ontmoeten, ik zou niet hoeven zoeken, zij zou hier heen komen. Tjonge, dat was ik eigenlijk vergeten, maar het komt nu ineens weer terug. Hij heeft het geweten…”
De tranen sprongen hem in zijn ogen.
“Pa heeft het geweten… jij… dat jij zou komen. Hij had dat in zich, het weten van dingen waarvan je denkt dat niemand dat kon weten. Het was niet de eerste keer dat hij iets van te voren wist, dus ik was er wel mee bekend. En toch vond ik het toen wel een beetje bizar.”
Margreet sloeg haar armen om hem heen, trok hem dicht tegen zich aan en streelde zijn rug.
“Wat een bijzonder gezin zijn jullie! En daar mag ik bij horen… ik voel me zo’n bofkont!”
Huib knuffelde haar haren, genoot van de frisse geur.
“Jij bent mijn lieverd, onze prinses! Mijn ouders wilden na mij nog meer kinderen, ook nog zo graag een dochter, maar Annerieke werd gewoon niet meer zwanger. Toen ze buikpijn kreeg, heeft ze zich laten onderzoeken. Haar vrouwelijke organen waren niet in orde, ze hebben ze weg moeten laten halen. Dat is korte tijd een diep verdriet geweest, alsof er een geliefde was overleden. Maar daarna, toen ze door dat verdriet heen waren gegaan, gingen ze verder met genieten van elkaar en van mij, leefden ze het leven dat ze gekregen hadden. En dat doet Annerieke nu ook weer. Ik weet dat ze in haar huis wel eens huilt, dat ze rouwt om Erik, maar verder kiest ze ervoor om te leven. Ik dacht eerst dat ze de tijd niet had om te rouwen, maar toen ik haar er naar vroeg, een paar dagen geleden, zei ze dat ze dat wel degelijk deed, in de stilte van haar huis. Ze is ook in alle rust begonnen om zijn spullen te bekijken. Ze kwam laatst met kleren van pa naar me toe, of ik er nog iets van wilde hebben. Ik heb er best veel van overgenomen, deze blouse was ook van hem. En de rest heeft ze naar de kringloopwinkel gebracht. Zijn gereedschap lag bijna allemaal in de grote schuur, en dat blijft daar. En zo gaat ze al zijn spullen langs. Ik vind het dapper van haar, ze is er ook best snel mee begonnen, maar ja, ze heeft dus al eerder leren rouwen. En ze vertelde me ook dat rouwen niet persé verbonden is aan zijn spullen. Ze kan hem met gemak in haar gedachten oproepen, hem zien, en dan komen de emoties vanzelf, blijdschap en verdriet, van alles…”
Huib leidde Margreet naar een grote kamer achter de woonkamer.
“Dit had ik niet verwacht,” merkte Margreet op, “dat er nog zo’n grote kamer achter zou zijn, dat zie je niet als je naar het huis toe loopt.”
Huib grinnikte: “Dat klopt, het ligt er ook zo mooi achter verstopt, met het uitzicht naar de bossen daar achter. Deze kamer was ook een idee van Erik. Bedoeld als hobbykamer, onzin natuurlijk, ik hobby in de schuur, maar hij dacht vooruit, aan mijn onbekende liefste die nog zou komen. Hij wist dat hier veel ramen moesten komen, het moest een lichte kamer worden, en ruim, zodat zij hier haar hobby zou kunnen uitoefenen. En hij zag hier ook kinderen spelen. Dus een hobby- en speelkamer in één. De moeder in spé zal dus haar naaigerei elke keer hoog in een kast moeten opbergen, anders gaan de kinderen van elkaar speldenkussens maken!”
“Ah joh, engerd!” riep Margreet uit. “Maar je hebt gelijk. Dan zal er langs de wand hier nog een kast moeten komen, waar ik die scherpe dingen in kan opruimen…”
“Weet je wat jij bent? Geweldig! Je ziet het ook al voor je he?”
“Ja, het voelt ongelofelijk goed, en zo natuurlijk. Ik moet er niet over gaan nadenken, want dan snap ik er niks meer van! Oké, dan zal ik je nu ook zeggen wat ik daarstraks nog niet kon zeggen. Het ging over het bureau dat je voor me aan het maken bent. Ik denk dat je die niet in het pension de trap hoeft op te sjouwen. We kunnen hem hier wel neerzetten. Ik verwacht niet dat het heel erg lang zal duren voordat… voordat ik hier ga wonen. Het voelt zo goed, maar het is ook zo ongelofelijk spannend! En ik weet echt nog niet wanneer… Verdorie, ik voel me een warhoofd!”
Huib trok haar tegen zich aan.
“Lief warhoofd, jaag jezelf maar niet op. Laat dit voorlopig gewoon jouw inloop-thuis zijn, je bent hier welkom, ik zal je ook een sleutel geven, zodat je hier ook binnen kunt komen als ik er niet ben. Als je hier iets aan je bureau wilt doen of zo, dan hoef je niet te wachten tot ik thuis ben, dan kun je gewoon je gang gaan. Dus ja, dan is het zeker handig om het bureau hier neer te zetten. Doen we!”
Maak jouw eigen website met JouwWeb