Hoofdstuk 15.

Kleintje?!

Na de maaltijd volgden Annerieke en Margreet hetzelfde programma als op haar eerste werkdag. Het viel haar op dat het leek alsof ze het al veel vaker had gedaan. Het ging haar echt goed af. Ze hoefde niet te vragen wat ze moest doen of waar spullen stonden, alles was bekend. Gisteren had ze tijdens het werk aantekeningen op een schrijfblokje lopen maken, maar Annerieke had haar aangeraden daarmee te stoppen. Ze wist zeker dat Margreet het binnenkort in de vingers zou hebben, dat ze het voor zich zou zien. En dat was precies hoe Margreet het ervaarde: ze zag voor zich wat ze moest doen en volgde… zoals Annerieke het zou noemen… de leiding van haar ziel. Dit had ze nooit verwacht, ze was er blij mee!

Het viel Annerieke ook op, dat Margreet lekker haar gang ging. Ze hield heimelijk in de gaten of het goed ging, en ze kon toen ze met de wasmanden naar beneden gingen, vol overtuiging zeggen: “Je hebt het al te pakken he, je kent het werk nu al, je overziet het!”

Margreet beaamde het dankbaar. Ze zette halverwege de route de wasmand neer, ging de keuken in en haalde de keukendoeken. Toen ze echter bij de wasruimte kwamen, realiseerde ze zich ineens, dat ze gisteren vergeten was de was af te halen. Ze besloot het direct te doen als ze de wasmachines aan het werk hadden gezet. In de droogruimte zag ze echter, dat de lijnen leeg waren.

“Annerieke, heb jij gisteren de was nog opgeruimd? Ik bedacht net dat ik dat helemaal vergeten was.”

“Ja, ik heb het gisteren even gedaan toen jullie naar de kringloopwinkel waren. Ik vond het geen probleem hoor, we doen gewoon wat er gedaan moet worden, en daarbij vullen we elkaar aan.”

“Heerlijk dat je daar zo ontspannen in kunt zijn,” vond Margreet. Ook heerlijk voor mij, dacht ze bij zichzelf.

Samen maakten ze de eetkamer in orde, en vulden de vaatwasmachine. “Wil jij Huib even roepen voor de koffie, dan ga ik ondertussen de koffie zetten.”

“Vind je het goed als ik eerst even bij je mee kijk, dan weet ik welke verhoudingen je doet. Zelfs koffie zetten kan ik niet echt. Jouw koffie vind ik heerlijk, maar thuis vond ik de koffie altijd veel te sterk.”

“En dan is het niet te pruimen!” lachte Annerieke, “De streepjes op de koffiepot geven aan hoeveel koppen water er in kunnen, daarmee meet ik de hoeveelheid water af. Ik doe één afgestreken schepje koffie per kop water. Voor onze mokken heb ik trouwens anderhalve kop water nodig, dat moet je dus altijd eerst even omrekenen, maar dat gaat uiteindelijk vanzelf.”

“Helemaal duidelijk! Ik zal Huib even halen.”

Margreet klopte aan op de kantoordeur en op Huibs reactie stapte ze naar binnen. Hij zat met een nors gezicht achter zijn bureau, of… beter gezegd… hij hing met een nors gezicht achter zijn bureau. Maar toen hij opkeek en Margreet zag, ontspande zijn gezicht tot een vriendelijke glimlach: “Bezoek van mijn lieve zusje! Je maakt mijn dag!”

Margreet trok haar voorhoofd op, alsof ze wilde zeggen ‘Wat krijgen we nou?’ Het drong echter al snel tot haar door, dat hij haar lachend opnam. Ze lachte terug: “Ik kom je halen voor de koffie.”

“Kom je me hálen?” vroeg hij op een overdreven verbaasde toon. “Op sleeptouw?” Hij deed net of hij een touw in haar handen zocht. “Dat is niet nodig hoor, als je me gewoon een hand geeft, zal ik braaf met je mee lopen.”

Margreets voorhoofd trok weer omhoog, haar mond zakte open van verbazing. Wat had die gast? Hield hij haar nou voor de gek?

Huib lachte: “Niets aan de hand Margreet, ik vind het gewoon leuk om je plagen.”

“Mafkees!” gaf Margreet hem mopperend terug.

“Goed zo deerne, neem me maar niet te serieus. Mijn naam is trouwens Huib, geen Kees…”

Terwijl ze lachend richting de keuken liepen, vroeg Huib haar of het haar uitkwam om na de koffie de stangen voor de handdoeken op te hangen.

“Natuurlijk, doe het maar wanneer het jou uitkomt,” reageerde Margreet.

“Eigenlijk had ik iets anders in gedachten. Ik wilde het jou eigenlijk laten doen…” stelde Huib voor.

“Mij? Ik heb nog nooit geboord, ik heb werkelijk geen idee…”

“Daarom blijf ik erbij. Heb je geen zin om wat nieuws te leren? Sowieso wil ik je er bij hebben om de juiste plaats aan te wijzen, de juiste hoogte vooral.”

Margreet zuchtte diep. Ze was best bereid om meer te leren, maar het bracht haar weer bij haar onzekerheid. Zou ze het wel goed doen, geen blunder slaan? En als ze het verkeerd deed, hoe zou hij er dan op reageren? En nog veel meer gedachten flitsten met een razend tempo door haar hoofd. Maar ze besloot dapper te zijn: “Oké, ik wil het wel proberen. Of het na de koffie kan, weet ik niet, ik denk het eigenlijk niet. Annerieke en ik hebben nog wel wat werk te doen. Na de lunch, kun jij dan?” vroeg Margreet terwijl ze de keuken in gingen.

“Goed idee, fijn dat je ons moeke niet in de steek laat,” zei hij met een knipoog naar Annerieke, die geen idee had waar het over ging.

“We gaan na de lunch de stangen voor de handdoeken even ophangen. Ik ga haar leren hoe ze dwars door die muur heen moet boren! Dan heeft ze meteen een kijkgaatje, lekker luchtig!” Met een gekke bek pakte hij zijn mok en begon te drinken.

Annerieke schudde haar hoofd en lachte naar Margreet: “Zo heb ik die gast niet opgevoed hoor, dat heeft hij blijkbaar van zichzelf in zich!”

Margreet voelde zich gesterkt door haar opmerking en waagde het er in mee te gaan: “Sneu voor hem, hij kan er dan ook niets aan doen, hij weet niet beter…”

Annerieke gaf haar een knipoog, maar Huib deed quasi-verontwaardigd: “Hoe durf je, kleintje! Hoe durf jij mij zo te bespotten!”

Hij deed alsof hij een uitval naar haar deed. Margreet gierde het uit van het lachen. Ze vond het leuk, maar het maakte haar op een vreemde manier ook zenuwachtig. Nieuwe gedachten flitsten ineens door haar hoofd. Wat was dat, dat vreemde trekken door haar hele lichaam alsof iemand aan al haar spieren zat te plukken of haar zenuwen zat te kietelen? Hoe kon het dat ze vrolijk en zenuwachtig tegelijk was?

Tot haar schrik herinnerde ze zich, dat ze dat op school, toen ze een jaar of zestien was, ook een keer had gehad. Een jongen uit een hogere klas had gekscherend gevraagd of zij zijn liefje wilde zijn. Toen had ze ook zoiets gevoeld. Ze had niet geweten hoe ze ermee om moest gaan, was gaan giechelen. Ze vond de aandacht leuk en eng tegelijk.

En nu gebeurde er weer zoiets, ze voelde zich alleen wel wat sterker, misschien doordat Annerieke erbij was. Terwijl ze over Huibs woorden nadacht, gingen haar gedachten een andere richting en begon ze zelfs boos te worden.

Huib en Annerieke zagen aan haar gezicht en houding dat er weer van alles door haar heen ging. Ze zeiden niets, lieten het haar zelf uitvechten.

Uiteindelijk kwam haar reactie, onverwacht en boos: “En hoe durf jij, eigenwijs man-mens, mij een kleintje te noemen. Wie denk je wel dat je bent, om me zo te kleineren? Ik ben geen klein kind meer, ik ben volwassen en ik wil dat je me volwassen laat zijn!”

Margreet schrok van haar eigen reactie. Huib was even stil, verrast door haar felheid. Maar Annerieke gaf haar een applaus en joelde: “Yeah yeah yeah, zet ‘m op Margreet, geef die kerel van katoen!”

Dat brak de spanning bij Margreet en de verbazing bij Huib. Ze schoten in de lach en keken elkaar aan.

“Sorry zusje, zo had ik het echt niet bedoeld. Maar met je pakweg anderhalve meter lengte…”

Margreet viel hem in de rede: “Anderhalve meter? Meetlatje nodig, meneer de houtbewerker? Ik ben 1 meter 65 lang, en nee, dat is niet lang, maar ik ben nog steeds geen kleintje.”

“Oké, oké!” Huib hield zijn handen naar haar op alsof hij zich tegen haar wilde beschermen. “Geen kleintje, gewoon een jonge vrouw, maar je blijft mijn zusje, je bent jonger dan ik, dus ik zal je nooit mijn zus noemen, maar altijd mijn zusje.”

Margreet zuchtte, keek hem aan en zei met een glimlach: “Oké, je doet je best maar!”

Of naar de Inhoudsopgave