Hoofdstuk 17.

Klusser-in-opleiding

“Ik heb mijn gereedschap alvast gehaald. Waar wil je de stangen precies hebben?” vroeg Huib. Ze stonden bij de wasbak op de zolderoverloop.

Margreet pakte de dubbele handdoekhouder en hield hem tegen de muur, verschoof iets naar links, naar rechts… iets omlaag…

“De eerste les kunnen we alvast overslaan,” grinnikte Huib. “Ik had verwacht dat je met je vinger zou wijzen, maar hoe jij het doet is veel handiger, dan zie je direct het effect, dan zie je welke plek je het beste vindt. Conclusie: je hebt geen zaagsel in je mooie koppie!”

“Malle! Ik ben slim zat, en ik heb geen mooi koppie!”

Huib keek haar met open mond aan, en liep toen met grote stappen haar kamer in. “Heb jij verdorie nergens een spiegel? Heb jij jezelf nooit eens goed bekeken?”

Hij kwam weer terug op de overloop, pakte haar bij haar kin en keek haar recht in haar ogen. “Je hebt prachtige ogen, een heel mooie kleur groen, jade-groen lijkt het wel. En als je van die grote ogen opzet zoals nu, en me recht in mijn ogen kijkt, zie ik gouden stipjes in dat groen. Dat alleen al, je ogen, prachtig! En dit…” hij streelde even met zijn wijsvingers over haar jukbeenderen, “dit geeft je gezicht een perfecte vorm. En die lieve sproetjes van je, die maken het een waar feest om naar je te kijken! Voor mij in elk geval wel! Maar kom, laten we eens wat doen aan die stangen.”

Margreet stond, met grote ogen, onzeker te wankelen op haar benen. Wat was er in vredesnaam met haar aan de hand? Elke keer als hij haar zo benaderde, haar even aanraakte of iets mals zei, kreeg ze de kriebels in haar lijf, en dit keer was het zelfs nog erger, haar benen leken wel van een slappe-lappen-pop! Ze zag dat Huib haar een potlood voor hield. Ze pakte hem aan en keek ernaar alsof ze nog nooit een potlood gezien had. Potlood? Mooie ogen? Jukbeenderen, sproetjes? Potlood? Oh wacht, de stangen… Ze keek naar de handdoekhouder en opnieuw naar het potlood. Ze begreep dat het handig was om even met de potloodpunt in de gaatjes te prikken, zodat het duidelijk was waar ze zou moeten boren.

Huib knikte tevreden en reikte haar de boor aan. Hij deed de stekker in het stopcontact, terwijl Margreet de stangen op het rekje van de wasbak legde.

Ze stamelde: “Huib, ik heb nog nooit een boormachine in handen gehad, ik weet echt niet…”

Huib legde haar rustig uit, dat hij zelf al een boortje van de juiste dikte erin had gedaan. Hij liet haar zien hoe het verwisselen van een boortje in z’n werk ging, maakte het boortje los en plaatste het weer terug. Hij liet haar twee schroeven en twee pluggen zien.

“Als we een schroef straks rechtstreeks in die muur schroeven is de kans groot dat hij er in no time weer uit valt. Daarom boren we straks eerst een gat, zo diep dat deze plug er in past en dan draaien we die schroef in de plug. Die plug houdt de boel bij elkaar.”

Hij pakte Margreets handen en plaatste ze zo, dat ze zonder problemen de boormachine zou kunnen hanteren. Huib liet Margreet zien, met behulp van een plug, hoe diep de boor de muur in zou moeten.

Samen boorden ze het eerste gaatje, controleerden met de plug naast de punt van de boor of ze diep genoeg waren. Vervolgens boorde Margreet zonder hulp het tweede gaatje. Toen ook die tweede diep genoeg geboord was, duwde Margreet de pluggen in de gaten.

“Zo?” vroeg ze onzeker.

“Ja hoor, je doet het prima”

Margreet keek naar de schroeven, pakte de eerste en had even de neiging die direct in de plug te draaien. Ze bedacht zich, pakte de handdoekhouder, duwde de schroef door het bovenste gaatje en stak hem in de bovenste plug. Met duim en wijsvinger begon ze de schroef erin te draaien. Het eerste stukje ging prima, maar na een poosje werd het pijnlijk en uiteindelijk onmogelijk. Toen zag ze dat Huib haar met een knipoog een schroevendraaier aanreikte.

“Ik doe dat ook altijd zo,” zei hij, “het eerste stukje draai ik er met de hand in, maar daarna heb je toch echt wel een schroevendraaier nodig.”

“Waar haal je al dat spul zo snel vandaan?” vroeg Margreet. Ze zag nergens een gereedschapskist.

“De gereedschapskist staat in de wasruimte beneden. Ik had er vast uitgehaald wat we nodig hadden en in mijn band hier gestopt.”

Margreet zag dat hij een soort brede riem om had, met leren lusjes waarin hij het kleinere gereedschap als een schroevendraaier in kon hangen. En voor het nog kleinere spul, zoals als schroeven en pluggen, hing er een bakje met een klepje aan de zijkant van de riem. “Super handig!”

Ze nam de schroevendraaier ter hand en begon de schroef er dieper in te draaien, totdat hij echt niet verder kon. Ze voelde aan de stangen. Die zat vast! Nu de onderste schroef nog… Met een verbeten gezicht werkte ze die ook de muur in, voelde weer aan de stangen en keek Huib met een triomfantelijk gezicht aan: “Gelukt!”

“En hoe vond je het?”

“Eigenlijk best leuk, ik vind het leuk om iets te leren als ik zelf plezier van het resultaat heb. Hier komt straks mijn handdoek te hangen, en over een poosje mijn hortensia’s.”

Ze zag de vraag op Huibs gezicht. Ze wenkte hem mee naar haar kamer en wees naar het raam. “Die hortensia’s. Annerieke heeft me verteld dat ik ze na de bloei op de kop kan hangen om te drogen. Ik denk dat ik dan een keer een grotere vaas koop en de gedroogde bloemen daar in zet. Ik ben benieuwd hoe ze er dan uit zien.”

“Anders, maar ook mooi. De kleur trekt er dan uit weg, ze krijgen een soort ecru tint,” antwoordde Huib. Hij pakte zijn boormachine en schroevendraaier, tikte met zijn vinger op haar wang en fluisterde: “Je bent een prima klusser, wie weet kom ik je nog eens om hulp vragen!”

“Jaja, omdat ik nu een schroef in een muur kan draaien…” lachte Margreet.

“Yeah….,” zei hij op een geheimzinnige toon, daarna met normale stem vervolgend: “Ik ga weer verder, ga jij nog wat leuks doen vanmiddag?”

“Nee en ja,” antwoordde Margreet. “Ik heb een mail van mijn ouders gekregen, die moet ik lezen en beantwoorden. Daar is die nee voor, want ik heb er echt geen zin in. En die ja is voor een ideetje van Sjaak. Hij wees me op de onkruidtuin en gaf me de tip om daar heel stil te gaan zitten, zodat ik van de vogels zou kunnen genieten.”

“Onkruidtuin? Malle Sjaak! Ik noem het liever onze wildtuin.”

“Ja, zoiets zei hij ook al, maar veel mensen zouden het een onkruidtuin noemen. Oké, laten wij het maar op wildtuin houden,” besloot Margreet.

“Het is daar echt mooi, veel plezier straks!

Of naar de Inhoudsopgave